Waterplanten en zuurstofplanten: noodzakelijk voor helder vijverwater
Functie van waterplanten
Waterplanten hebben in de vijver een belangrijke functie: ze houden het water helder. Dit geldt vooral voor de zuurstofplanten. Behalve dat planten een vijver mooi maken, vervullen ze dus ook een belangrijke biologische taak.
Waterplanten houden de vijver helder, door alle aanwezige voedingsstoffen uit het water op te nemen. Er blijft dan niets achter voor algen.
De belangrijkste ‘helderhouders’ zijn de zuurstofplanten. Deze planten groeien volledig onder water en halen al hun voedingsstoffen rechtstreeks uit het vijverwater. Zuurstofplanten stellen een belangrijke eis aan hun groei: het water waarin ze staan, moet hard zijn. Dit houdt in, dat er voldoende mineralen zoals calcium en magnesium in het vijverwater moeten zitten. In zacht water kunnen zuurstofplanten niet groeien. Een vijver met zacht water kan daarom dus niet helder blijven.
Naast het helder houden van de vijver zorgen zuurstofplanten ook voor zuurstof voor de vissen en bacteriën in de vijver.
Instructievideo (2 min 9) waarin zichtbaar wordt gemaakt wat de rol van zuurstofplanten in een vijver is.
Te zien is, hoe zuurstofplanten als glanzend fonteinkruid en aarvederkruid een vijver helder houden.
Het belang van een goede waterhardheid (voldoende voedingszouten in het vijverwater) wordt eveens zichtbaar gemaakt.
Soorten waterplanten
Waterplanten kunnen in vier groepen verdeeld worden. Hieronder worden de groepen en hun kenmerken beschreven.
Zuurstofplanten
Zoals gezegd zijn zuurstofplanten onmisbaar voor een heldere vijver. Het bijzondere aan deze planten is niet dat ze zuurstof produceren (dat doen alle planten), maar wel dat ze hun zuurstof rechtstreeks aan het vijverwater afgeven.
Zuurstofplanten leven volledig onder water. Dit betekent, dat ze al hun voedingsstoffen direct uit het vijverwater opnemen. Dit geldt ook voor de CO2 die deze planten nodig hebben. Zuurstofplanten vormen nauwelijks wortels. De opname van voedingsstoffen vindt plaats via het blad. Omdat deze planten geen wortels en geen houtachtig skelet hoeven te vormen, kunnen ze onder goede omstandigheden snel groeien.
Bekende soorten zijn waterpest, glanzend fonteinkruid, gedoornd hoornblad, bronmos en aarvederkruid. Voor alle soorten zuurstofplanten geldt, dat ze alleen kunnen groeien in hard, mineraalrijk water. Als het vijverwater te zacht wordt (bijvoorbeeld door regenval) loopt de groei van zuurstofplanten terug. De planten gaan dan verslijmen en sterven af. Er blijven dan voedingsstoffen in het water achter en de vijver zal snel troebel worden.
Om zuurstofplanten goed te laten groeien, is jaarlijks onderhoud nodig. Op de pagina waterplantenonderhoud staat uitgelegd, hoe de zuurstofplanten behandeld moeten worden.
Waterpest (Elodea canadensis)
Bronmos (Fontinalis antipyretica)
Glanzend Fonteinkruid (Potamogeton lucens)
Zuurstofplanten kunnen het beste gepoot worden in plantmandjes van 20 x 20 cm. Plaats de planten in speciaal zuurstofplantensubstraat of in een gelijk mengsel van vijveraarde en scherp zand. Dit voorkomt rotting. Reken per 1.000 liter vijverwater op ongeveer vier bosjes zuurstofplanten, die samen in één mand kunnen. Verwijder altijd de loden bandjes die om de bosjes zitten. Lood is giftig voor de vissen.
Plaats per 1.000 liter vijverwater minstens één plantmandje met daarin vier of vijf bosjes zuurstofplanten. De planten kunnen gepoot worden in speciaal zuurstofplantensubstraat of in een mengsel van vijveraarde en scherp zand.
Bosjes zuurstofplanten worden soms met een loden bandje samengebonden. Verwijder dit bandje altijd, omdat het lood giftig is voor de vissen in de vijver.
Zuurstofplanten vormen samen met hard water en CO2de spil van een heldere vijver. Zorg daarom altijd, dat er genoeg van in de vijver staan.
Drijfplanten
Drijfplanten zijn waterplanten die los op het water drijven en met zwevende worteltjes voedingsstoffen uit het water opnemen. De gasuitwisseling (zuurstof en CO2) vindt via de drijvende bladeren rechtstreeks met de atmosfeer plaats. Drijfplanten produceren dus geen zuurstof voor de vijver en nemen ook geen CO2 uit het vijverwater op.
Drijfplanten kunnen erg nuttig zijn als hulpmiddel om troebele vijvers weer helder te krijgen. Deze planten groeien namelijk ook onder omstandigheden waarin zuurstofplanten het niet redden (zacht water, zweefalg). Zie hiervoor ook het stappenplan voor een heldere vijver op de pagina groen water.
Goede soorten drijfplanten zijn kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae), waternoot (Trapa natans) en kroosvaren (Azolla cristata). Deze soorten zijn inheems en winterhard. De waterhyacinth (Eichhornia crassipes) mag niet meer verhandeld worden in Nederland (invasie exoot).
Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae)
Waternoot (Trapa natans)
Waterhyacinth (Eichhornia crassipes)
Lelie-achtigen
Dit zijn de meest in het oog springende planten in de vijver. De bekendste soort is de waterlelie (Nymphaea), maar ook de gele plomp (Nuphar lutea) en de Kaapse lelie (Aponogeton distachyos) behoren tot deze groep.
Lelie-achtigen vormen grote, dikke wortels en moeten dan ook gepoot worden in een grote mand. Hun voedingsstoffen halen ze uit de aarde waarin de wortel groeit. Het is daarom belangrijk lelies in een speciale aarde te poten, waaruit ze alle voedingsstoffen kunnen halen. Een goede grondsoort is Lelite van Velda.
Lelie-achtigen brengen geen zuurstof in het water en nemen ook geen CO2 uit de vijver op. De gasuitwisseling gaat, net als bij drijfplanten, via de bladeren aan de oppervlakte. Voor het biologisch evenwicht in de vijver zijn deze planten dan ook niet noodzakelijk. Uitzondering hierop vormt de gele plomp: deze vormt in het voorjaar onderwaterbladeren die wel zuurstof en CO2 met het vijverwater uitwisselen.
Waterlelies zijn er in diverse soorten en maten. Al deze soorten, cultivars genoemd, hebben hun eigen kenmerken. Het gaat dan om de kleur en grootte van de bloemen, het formaat van de bladeren en de vereiste plantdiepte. Bij het uitzoeken van een lelie in het tuincentrum is het belangrijk, om goed te kijken hoe groot de lelie wordt en of deze geschikt is voor de vijver.
Alle lelie-achtigen hebben veel zon nodig om bloemen te kunnen produceren, minstens vijf uur per dag.
Witte waterlelie (Nymphaea alba)
Gele plomp (Nuphar lutea)
Kaapse lelie (Aponogeton distachyos)
Moerasplanten/ oeverplanten
De grootste groep vijverplanten wordt gevormd door de moerasplanten. In deze groep zitten zowel planten die graag een vochtige standplaats hebben als planten die tientallen centimeters water boven hun wortels verdragen. Moerasplanten worden vaak gebruikt voor randafwerking van een vijver, ze worden daarom ook wel oeverplanten genoemd. Aan de rand van de vijver wordt dan een ondiepe zone gemaakt, waarin deze planten gepoot kunnen worden (zie afbeelding onder aan deze pagina).
Omdat moerasplanten een wortelstel vormen en hun voedingsstoffen vooral uit de aarde halen, is het biologisch nut van deze planten beperkt. Wanneer moerasplanten in een helofytenfilter geplaatst worden, kunnen ze echter toch veel voedingsstoffen uit het vijverwater opnemen. Een helofytenfilter is een moerasachtig deel van de vijver, waar het vijverwater doorheen gepompt wordt. In het filter worden zoveel mogelijk moerasplanten geplaatst, meestal in substraat in plaats van vijveraarde.
Bekende soorten moerasplanten zijn de dotterbloem, penningkruid, gele en paarse lis, kalmoes en watermunt. Het aantal soorten is echter vele malen groter.
Dotterbloem (Caltha palustris)
Kalmoes (Acorus calamus)
Watermunt (Mentha aquatica)
Waterplanten en plantdiepte
Verschillende waterplanten vragen om verschillende plantdiepten. Als vuistregel geldt, dat zuurstofplanten het beste groeien op een plantdiepte van circa 50 cm. Lelie-achtigen staan meestal op 80-100 cm diepte, maar kleinere soorten kunnen beter op 50-60 cm gezet worden. Moerasplanten worden, afhankelijk van de soort, tussen de 0 en 40 cm diep in de vijver gezet. Drijfplanten drijven op de wateroppervlakte.
In deze afbeelding wordt schematisch weergegeven waar de verschillende soorten waterplanten het beste gezet kunnen worden in de vijver.
De waterplanten op deze afbeelding zijn allemaal in plantmanden gezet. Voordeel hiervan is, dat de planten niet kunnen gaan woekeren en dat het niet nodig is op de hele vijverbodem een voedingsbodem aan te brengen.
De zuurstofplanten in deze illustratie staan op dezelfde diepte als de waterlelie. Het is echter beter de zuurstofplanten minder diep te zetten in de vijver, op circa 50 cm diepte.